Risicomanagement

Inleiding

Bij CZ groep wordt gewerkt met het ‘Three Lines’-model. Dit model definieert drie niveaus van risicomanagement met elk hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Van de eerste lijn (de primaire lijnfuncties) wordt verwacht dat zij haar risico’s kent en (aantoonbaar) beheerst. De tweede lijn (Governance, Risk & Compliance (GRC)) levert daarvoor de structuren, bewaakt de effectiviteit ervan en monitort (direct of indirect) de toepassing ervan. De derde lijn (de Interne Audit Dienst (IAD)) stelt daarbij vast of het model werkt en leidt tot een effectief aangetoonde beheersing. Dit doet de IAD door de werking van de beheersmaatregelen te toetsen. CZ groep is zich ervan bewust dat de zorgverzekeraar een nadrukkelijke maatschappelijke rol vervult, waarbij het nemen van risico's alleen wenselijk is wanneer dat bijdraagt aan het realiseren van de strategische doelstellingen van CZ groep. Een uitgebreidere beschrijving van het risicomanagementsysteem is te vinden in het bestuursverslag. De coronapandemie brengt een aantal onzekerheden met zich mee over het financieel resultaat van het verslagjaar.

Onzekerheden als gevolg van COVID-19

De uitbraak van de wereldwijde coronapandemie in 2020 heeft een grote impact op de zorg in Nederland gehad. In zeer korte tijd kwam er grote druk op de capaciteit van ziekenhuizen te staan. Verpleegafdelingen en IC’s raakten overvol en vanwege zowel de besmettelijkheid van het virus als de noodzaak om beschikbaar personeel zoveel mogelijk in te zetten op de coronazorg, kwam de reguliere zorg zo goed als tot stilstand. In 2021 hield de pandemie aan. Ondanks alle inspanningen en mede door het aandienen van de omikron variant is er nog steeds sprake van besmettingsgolven waarbij planbare zorg en inhaalzorg wordt afgeschaald.

Naast de zorginhoudelijke uitdagingen, brengt de coronapandemie financiële onzekerheden voor zorgaanbieders met zich mee. Om deze te beperken en er zodoende voor te zorgen dat de aandacht van zorgaanbieders maximaal naar het verlenen van (corona)zorg uit kan gaan, hebben de zorgverzekeraars gezamenlijk financiële COVID-19 regelingen voor zorgaanbieders in het leven geroepen. In 2020 lag de nadruk van deze regelingen - de zogenoemde 'continuïteitsbijdrage' - vooral op het waarborgen van de continuïteit van de zorgaanbieder (ten behoeve van het in stand houden van het zorgveld), naast het vergoeden van meerkosten als gevolg van de coronapandemie. In 2021 staan deze meerkosten vooral centraal.

COVID-19 regelingen met zorgaanbieders

In 2020 hebben de zorgverzekeraars onder meer de volgende regelingen beschikbaar gesteld:

  • Generieke continuïteitsbijdrage zorgaanbieders;

  • Continuïteitsbijdrage Medisch Specialistische Zorg (MSZ 2020) en MSZ Accent;

  • Continuïteitsbijdrage Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ);

  • Continuïteitsbijdrage Wijkverpleging, Geriatrische Revalidatiezorg en Eerstelijnsverblijf;

  • Meerkostenregelingen voor diverse sectoren.

En voor 2021 zijn onder meer de volgende regelingen beschikbaar gesteld:

  • Specifieke regeling Medisch Specialistische Zorg (MSZ 2021), Revalidatie en Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis/Psychiatrische Universitaire Klinieken (PAAZ/PUK);

  • Continuïteitsregelingen categorale ziekenhuizen en centra voor epilepsie, audiologie, radiotherapie en bijzondere tandheelkunde;

  • Specifieke regeling Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ);

  • Specifieke regeling Wijkverpleging, Eerstelijnsverblijf en Geriatrische Revalidatiezorg;

  • Regeling Zelfstandige Behandelcentra (ZBC’s) personele inzet.

Het uitgangspunt van alle regelingen is dat de continuïteit van zorg - ook na de pandemie - gewaarborgd moet zijn. Daarom is de basis van de regelingen dat doorlopende kosten van de zorgaanbieder worden vergoed. Hierop kan bijstelling plaatsvinden als een zorgaanbieder kan aantonen dat dit gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld doordat er meer zorg is geleverd dan wat in de bijdrage als basis is aangenomen. Ook de coronagerelateerde zorgkosten worden vergoed via een bijdrage. Dit kan zowel om directe zorg gaan als om kosten die te maken hebben met het bestaan van de pandemie (zoals het vrijhouden van capaciteit voor coronazorg). Tot slot wordt met een hardheidsclausule in de meeste regelingen gewaarborgd dat zorgaanbieders niet een bovenmatig positief of negatief effect kunnen ervaren door de effecten van de coronapandemie.

Catastroferegeling Zorgverzekeringswet (artikel 33)

Artikel 33 van de Zorgverzekeringswet betreft de Catastroferegeling. In deze regeling is vastgelegd dat een zorgverzekeraarsentiteit een extra bijdrage uit het Zorgverzekeringsfonds kan ontvangen wanneer de zorgkosten per verzekerde ten gevolge van een pandemie gerekend over het kalenderjaar van de uitbraak én het opvolgende kalenderjaar boven een bepaalde drempel uitkomen. In het geval van de huidige coronapandemie gaat het om de kalenderjaren 2020 en 2021 tezamen en bedraagt de eerste drempel 4% (tweede drempel 10% en de derde drempel 20%) van de extra corona gerelateerde zorgkosten ten opzichte van de gemiddelde vereveningsbijdrage over 2020. Deze 4% is ongeveer 60 euro per verzekerde. De (extra) compensatie van artikel 33 is afhankelijk van de hoogte van de COVID-19 schadelast en de drempel die wordt overschreden. Tot de drempel van 4% vindt geen enkele compensatie plaats, tussen de drempel van 4% tot 10% is de compensatie 5/3, tussen de drempel van 10% tot 20% is de compensatie 100% en boven de 20% vindt er geen compensatie plaats. De vergoeding kan niet meer bedragen dan de ingebrachte zorgkosten.

Tot de zorgkosten waarop de Catastroferegeling betrekking heeft, worden gerekend:

  1. Reguliere directe kosten voor COVID-19 zorg voor COVID-19 patiënten;

  2. Toeslagen op reguliere tarieven in verband met verhoogde kosten als gevolg van de coronapandemie;

  3. Indirecte Meerkosten.

Solidariteitsafspraken Zorgverzekeraars

De financiële effecten die samenhangen met de coronapandemie zijn onevenredig verdeeld over de zorgverzekeraars. De ene zorgverzekeraar heeft met meer corona-gerelateerde kosten te maken dan de andere, afhankelijk van de regio waarin de verzekeraar het meest actief is en/of het aantal verzekerden dat coronazorg nodig heeft. Hieruit volgt dat de bijdrage uit de Catastroferegeling ook onevenredig verdeeld is. Alle zorgverzekeraars bereiken de eerste drempel om voor bijdrage in aanmerking te komen, voor een aantal zorgverzekeraars geldt dat ze de tweede drempel niet zullen bereiken. Bovendien is de bijdrage niet gelijk verdeeld. Omdat het naar waarschijnlijkheid om substantiële bedragen gaat, kan dit een verstoring van het speelveld van zorgverzekeraars onderling opleveren die niet wenselijk is. Om dit te voorkomen, hebben de zorgverzekeraars - met instemming van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) - een solidariteitsovereenkomst 2020 en 2021 opgesteld om zowel de coronakosten, de bijdragen uit de Catastroferegeling en overige corona-effecten te herverdelen.

De solidariteitsafspraken zijn opgebouwd aan de hand van een opeenvolgend stappenplan dat verdeeld is over twee kalenderjaren:

Solidariteitsafspraken 2020

De onderstaande stappen van de solidariteitsafspraken voor 2020 zijn goedgekeurd door ACM:

Stap 1a:

Alle variabele kosten van zorgaanbieders die via de regelingen voor Continuïteitsbijdragen MSZ 2020 en MSZ accent worden vergoed, worden in 2020 verdeeld tussen de zorgverzekeraars op basis van hun aandeel in de totale landelijke vereveningsbijdrage 2020.

Stap 1b2 :

De coronagerelateerde kosten 2020 die niet in stap 1a worden verdeeld alsmede deze kosten over 2021 en de bijdragen die in naam van de Catastroferegeling uit het Zorgverzekeringsfonds worden betaald aan een individuele zorgverzekeraar, worden verdeeld onder alle zorgverzekeraars. Deze herverdeling vindt plaats op basis van het aandeel van de individuele zorgverzekeraars in de totale landelijke vereveningsbijdrage van 2020. De bijdrage wordt verdeeld op basis van het aantal premie-equivalenten 2020.

Stap 2:

Verschillen in de verwachte en werkelijke vereveningsresultaten (inclusief Catastroferegeling én toepassing van stap 1a en 1b) van een individuele zorgverzekeraar over het jaar 2020 die buiten de vastgestelde bandbreedte van € 10 vallen, worden verrekend tussen de zorgverzekeraars gezamenlijk.

Solidariteitsafspraken 2021

De onderstaande stappen van de solidariteitsafspraken voor 2021 zijn goedgekeurd door ACM:

Stap 1a:

Voor 2021 is voor de zorg onder een MSZ-contract bij instellingen waarvoor in 2021 een landelijke regeling geldt (vooral ziekenhuizen en Universitair Medische Centra (UMC’s), geen ZBC’s) een zogenaamde vangnetwaarde geïntroduceerd. Indien de realisatie 2021 ten opzichte van de 100%-Continuïteitsbijdrage (CB) vangnetwaarde dusdanig verschilt van het landelijk gemiddelde en daarmee buiten de bandbreedte (0,75% van de landelijke afwijking van de CB-waarde) valt, verdelen zorgverzekeraars de kosten buiten de bandbreedte solidair (zowel positief als negatief). De verdeling vindt op concernniveau plaats.

Stap 1b2:

De coronagerelateerde kosten 2021 die niet in stap 1a worden verdeeld en de bijdragen die in naam van de Catastroferegeling uit het Zorgverzekeringsfonds worden betaald aan een individuele zorgverzekeraar, worden verdeeld onder alle zorgverzekeraars. Deze herverdeling vindt plaats op basis van het aandeel van de individuele zorgverzekeraars in de totale landelijke vereveningsbijdrage van 2021. In de solidariteitsovereenkomst MSZ 2021 is hieraan toegevoegd dat er een eigen behoud (0,07% van de bijdrage Variabel uit de lenteherbereking) komt op de bijdrage uit artikel 33 die toegewezen wordt aan 2021 en betrekking heeft op de patiëntgebonden MSZ-kosten.

Deze stap wordt op concernniveau uitgevoerd.

  • 2 De toepassing van de Catastroferegeling wordt gebaseerd op zowel 2020 als 2021. Hierdoor vindt de uitvoering van deze regeling én de verdeling van de bijdragen conform de solidariteitsafspraken Zorgverzekeraars, over de twee genoemde jaren plaats.

Stap 1c:

In de MSZ regeling 2021 is een margegarantie op dure geneesmiddelen (DGM) afgesproken. In stap 1c worden de extra betalingen als gevolg van de margegarantiebedragen onderling herverdeeld op basis van de lenteherberekeningsbijdrage voor deelbedrag Variabel. Hierbij is een eigen behoud en maximale betaling en ontvangst afgesproken. Deze stap wordt op concernniveau uitgevoerd.

Stap 4:

Verschillen in de verwachte en werkelijke vereveningsresultaten (inclusief Catastroferegeling) van een individuele zorgverzekeraar over het jaar 2021 die overblijven na de toepassing van stap 1a, 1b en 3 (zie hierna) en die buiten de vastgestelde bandbreedte van € 25 vallen, worden opgevangen door de aan de solidariteitsafspraken deelnemende zorgverzekeraars gezamenlijk. Deze stap wordt op concernniveau uitgevoerd.

Risicoverevening 2021

Vanwege de grote onzekerheid over de zorgkosten zal over 2021 85% van het verschil tussen het landelijk afgegeven budget (de deelbedragen van het ‘macro prestatiebedrag’) en de daadwerkelijke kosten voor rekening van het Zorgverzekeringsfonds komen in plaats van voor rekening van de zorgverzekeraars. Dit besluit van het ministerie van VWS is aangeduid als ‘stap 3’ van de onderlinge solidariteit.

Schattingen

De voornaamste schattingen in de jaarrekening 2021 zien (voor wat betreft COVID-19) voornamelijk toe op de volgende posten en onderdelen:

  1. Schattingen inzake artikel 33 in combinatie met de Solidariteitsregeling (RC ZiNL, Bijdragen ZiNL en Solidariteitsregeling)

De overheid compenseert zorgverzekeraars voor de kosten als gevolg van de COVID-19 pandemie conform de Catastroferegeling (artikel 33 Zvw). De mate waarin zorgverzekeraars gecompenseerd worden door deze regeling, hangt af van de totale kosten die door de COVID-19 pandemie gedurende twee jaar (2020 en 2021) zijn ontstaan. Daarnaast worden zowel de catastrofe-schadelast als de catastrofebijdrage voor 2020 en 2021 tussen de zorgverzekeraars herverdeeld op basis van de Solidariteitsregeling.

De inschatting van catastrofe-schadelast, de catastrofebijdrage en de hoogte van de onderlinge verrekening uit hoofde van de Solidariteitsregeling tussen zorgverzekeraars kent als gevolg van COVID-19 een aantal belangrijke onzekerheden:

  • Het grootste deel van de COVID-19 kosten betreft MSZ. Er is voor 2021 nog geen informatie (BSN’s) vanuit ziekenhuizen beschikbaar (ten behoeve van de zorgverzekeraars) om individuele COVID-19 patiënten volledig te kunnen identificeren en tevens is het zicht op de declaraties beperkter dan voor 2020. Voor 2020 is de informatie (BSN’s) vanuit ziekenhuizen wel beschikbaar en zijn de kosten voor artikel 33 redelijk nauwkeurig te bepalen. Voor 2021 is de inschatting van de artikel 33 kosten en bijdrage voornamelijk gebaseerd op macrodata en is de onzekerheid groter. CZ groep heeft zich voor de verwachte COVID-19 schade en bijdragen, alsmede de hiermee samenhangende herverdeling op basis van de Solidariteitsregeling, gebaseerd op landelijke ramingen die zijn opgesteld door Gupta Strategists.

  • ZiNL heeft een beleidsregel opgesteld met daarin opgenomen de geaccordeerde directe kosten voor COVID-19 zorg voor COVID-19 patiënten. Eind 2021 heeft er een aanpassing van de beleidsregel plaatsgevonden waarbij een aantal vergoedingen zijn toegevoegd. Nog niet alle COVID-19 vergoedingen zijn door ZiNL goedgekeurd als ‘in te brengen in de Catastroferegeling’. Voor een beperkt deel van de vergoedingen vindt in 2022 nog afstemming plaats tussen zorgverzekeraars en ZiNL.

  • COVID-19 kosten ontstaan vanaf 1 januari 2022 vallen niet meer onder de Catastroferegeling. Deze kosten worden in de reguliere risicoverevening betrokken.

  • Om zorgaanbieders tegemoet te komen in de dekking van doorlopende kosten en meerkosten als gevolg van COVID-19 zijn diverse regelingen voor Continuïteitsbijdragen en Meerkosten opengesteld. In de balans ultimo 2021 is hiervoor een best estimate inschatting opgenomen als onderdeel van de technische voorzieningen. Het is mogelijk dat zich na het opstellen van de jaarrekening zorgkosten manifesteren die samenhangen met regelingen doordat deze op een later tijdstip bijgesteld worden als gevolg van nacalculaties en aanspraken op hardheidsclausules die mogelijk worden gedaan maar waarvan de omvang op dit moment nog niet (volledig) betrouwbaar is in te schatten.

De effecten voortvloeiende uit de bovenstaande onzekerheden kunnen een materieel effect hebben op de schattingen die het bestuur heeft gemaakt in de jaarrekening 2021. De grootste onzekerheden betreffen met name het schadejaar 2021.

Voor de landelijke raming 2020 van de COVID-19 kosten voor MSZ is in het eerste halfjaar 2020 uitgegaan van declaratiedata van Dutch Hospital Data (DHD) per zorgverzekeraar en de door ziekenhuizen aangeleverde verdachte en bewezen verpleeg- en ic-ligdagen ten behoeve van de bepaling van de variabele MSZ meerkosten uit hoofde van de COVID-19 regeling MSZ 2020. Voor het tweede halfjaar 2020 zijn door Gupta Strategists gedetailleerde analyses uitgevoerd aan de hand van de aantallen landelijke verpleeg- en ic-ligdagen (bron: NICE), ziekenhuisopnames per gemeente (bron: RIVM), een indeling naar opnames per leeftijdscategorie o.b.v. demografie en opnamekans per leeftijdsgroep en een indeling naar zorgverzekeraar via de marktaandelen van de zorgverzekeraars per gemeente en leeftijdscategorie (bron: Vektis). Voor de verpleegdagen in het tweede halfjaar 2020 is uitgegaan van een correctiefactor van circa 75% inzake verdachte dagen op de verkregen data van NICE. Voor de vaste (ex ante) meerkosten en ex post meerkosten/hardheidsclausules zijn vanuit de verschillende COVID-19 regelingen de landelijke kosten ingeschat, eenzelfde geldt voor de directe COVID-19 kosten voor de overige segmenten (niet-MSZ). Deze kosten zijn herverdeeld naar zorgverzekeraar aan de hand van de relevante marktaandelen, gebaseerd op de lenteherberekening 2020 van ZiNL. Daarbij geldt dat alleen door ZiNL en de Nederlandse Zorgautoriteit voor de Catastroferegeling goedgekeurde directe COVID-19 kosten en meerkosten in de raming zijn meegenomen.

Voor de landelijke raming 2021 van de COVID-19 kosten voor MSZ, verpleegdagen is uitgegaan van de beschikbare data van DHD en NICE tot en met medio december 2021. Voor de vaste MSZ meerkosten en de COVID-19 kosten voor de overige segmenten (niet-MSZ) is een inschatting gemaakt van de kosten die worden gemaakt. De landelijk ingeschatte COVID-19 kosten zijn naar zorgverzekeraar verdeeld aan de hand van de relevante marktaandelen, gebaseerd op de lenteherberekening 2020 van ZiNL.

Voor de verdeling van de COVID-19 schade 2021 over de individuele zorgverzekeraars is onder meer gebruik gemaakt van gegevens afkomstig van DHD en NICE data. Voor de vaste meerkosten en ex post hardheidsclausules zijn vanuit de verschillende regelingen de landelijke kosten ingeschat die verdeeld zijn naar zorgverzekeraar aan de hand van de relevante marktaandelen.

CZ groep heeft bij het ramen van de verwachte COVID-19 schade en aanvullende bijdragen vanuit de Catastroferegeling en solidariteitseffecten alleen rekening gehouden met de per heden door ZiNL goedgekeurde COVID-19 zorg trajecten. Naar verwachting zal de omvang van de trajecten waar nog geen goedkeuring voor is gekregen in materieel opzicht beperkt zijn.

De inschattingen van de COVID-19 kosten vallende onder artikel 33 beperken zich tot de jaren 2020 en 2021. Vanaf 1 januari 2022 is artikel 33 niet meer van toepassing.

2.1 Schattingen inzake de Solidariteitsregeling stap 2

De Solidariteitsregeling stap 2 zorgt ervoor dat het verschil tussen het werkelijk vereveningsresultaat (inclusief herverdelingen uit stap 1a en 1b van de Solidariteitsregeling) en het vereveningsresultaat zonder COVID-19 voor schadejaar 2020 niet meer bedraagt dan de afgesproken bandbreedte van € 10 per premie-equivalent ten opzichte van de gemiddelde afwijking van alle participerende zorgverzekeraars tezamen.

Er bestaat voor 2020 een beperkte onzekerheid omtrent de splitsing tussen reguliere zorgkosten, vallend onder de risicoverevening en de gemaakte COVID-19 kosten. Als gevolg hiervan bestaat het risico dat de werkelijke vereveningsbijdragen afwijken van de ex ante budgetbrief en tussentijdse afrekeningen. De inschatting van dit effect wordt bemoeilijkt door de late indiening van de gegevens hierover bij ZiNL. Daarnaast kan per individuele zorgverzekeraar sprake zijn van een onevenredig (financieel) effect van vraaguitval in de zorg als gevolg van COVID-19. De Solidariteitsregeling stap 2 heeft als doel om de voornoemde (overige) ongewenste resultaateffecten voor 2020 als gevolg van COVID-19 tussen de zorgverzekeraars te mitigeren.

2.2 Schattingen inzake de Solidariteitsregeling stap 4

Stap 4 is vergelijkbaar met stap 2, maar dan voor vereveningsjaar 2021. Daarnaast zijn er een aantal verschillen:

  • Omdat voor deelbedrag GGZ voor 2021 een klassieke bandbreedteregeling (= bandbreedte t.o.v. een landelijk gemiddelde) geldt, loopt deelbedrag GGZ niet mee in stap 4. Deze klassieke bandbreedteregeling betreft een ministeriële regeling en staat hiermee los van de Solidariteitsregeling 2021.

  • Niet alle zorgverzekeraars doen mee aan stap 4.

  • Voor stap 4 wordt gecorrigeerd voor modeleffecten (vanwege veranderingen in het risicovereveningsmodel) en verzekerdenmutatie-effecten (overstap-effect) van 2020 naar 2021. Net als voor stap 2 is het relatieve vereveningsresultaat voor 2019 de basis. Voor stap 2 wordt gecorrigeerd voor het modeleffect 2019-2020, het verzekerdenmutatie-effect 2019-2020 en een effect voor Meerjarig Hoge Kosten (MHK) MHK/ Meerjarig Hoge Verpleging & Verzorging-kosten (MVV) 2019-2020. Voor stap 4 komen daar dus het modeleffect 2020-2021 en verzekerdenmutatie-effect 2020-2021 bij.

  • Stap 4 wordt (net als stap 1a, 1b en 1c voor 2021) uitgevoerd op concernniveau, waar stap 2 op uzovi-niveau wordt uitgevoerd.

  • De bandbreedte betreft + en - € 25 per premie-equivalent (ppe) rondom het “normale” resultaat, waar dit voor 2020 € 10 ppe betreft.

Er bestaat voor 2021 een grotere onzekerheid ten opzichte van 2020 omtrent de splitsing tussen reguliere zorgkosten, vallend onder de risicoverevening en de gemaakte COVID-19 kosten. De inschatting van dit effect wordt bemoeilijkt door de late indiening van de gegevens hierover bij ZiNL. Daarnaast kan per individuele zorgverzekeraar sprake zijn van een onevenredig (financieel) effect van vraaguitval in de zorg als gevolg van COVID-19. De Solidariteitsregeling stap 4 heeft als doel om de voornoemde (overige) ongewenste resultaateffecten voor 2021 als gevolg van COVID-19 tussen de zorgverzekeraars te mitigeren.

Voor het benaderen van de normale situatie behorende bij stap 2 en stap 4 zijn door CZ groep berekeningen gemaakt gericht op de bepaling van het verwachte vereveningsresultaat (referentiejaar 2019) dat als maatstaf dient voor de toepassing van de bandbreedteregeling. Door de samenhang met stap 1a, 1b en 1c van de Solidariteitsregeling en het (nog) ontbreken van definitief landelijke cijfers is een inschatting van een relatieve positie ten aanzien van de bandbreedte onzeker.

Bij een landelijk evenwichtige spreiding van de COVID-19 effecten over de verschillende zorgverzekeraars bedraagt de uitkomst van deze regeling nihil voor de individuele zorgverzekeraar. De beste inschatting van de CZ groep is dat de COVID-19 effecten gemiddeld over de meeste zorgverzekeraars gelijk is (her)verdeeld gedurende 2020 en 2021. Daarbij bestaat eveneens de verwachting dat de vraaguitval zich in een vergelijkbare mate ontwikkelt. De inschatting van het bestuur is dat CZ groep niet buiten de bandbreedte valt.

3. Voorziening voor lopende risico’s

De voorziening voor lopende risico’s omvat het voorcalculatorische negatieve resultaat tussen de verwachte voordelen van het jaar, volgend op het boekjaar en de onvermijdbare kosten om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen. Deze voorziening wordt bepaald op basis van de beste schatting van de toekomstige schadelasten, verdiende premies, vereveningsbijdragen, toegerekende beleggingsopbrengsten en bedrijfskosten.

De inschatting van het voorcalculatorische negatieve resultaat voor 2022 kent als gevolg van COVID-19 een aantal belangrijke onzekerheden:

  • Eind december 2021 hebben de ziekenhuizen en zorgverzekeraars gezamenlijk landelijke afspraken gemaakt over de COVID-meerkosten en zorguitval door COVID-19 als aanvulling op de individuele zorgcontractering 2022. Over de vergoeding van reguliere zorg en inhalen van uitgestelde zorg in 2022 maken ziekenhuizen en zorgverzekeraars individueel afspraken. Er bestaat onzekerheid omtrent het verdere verloop van COVID-19. Mogelijk worden voor nog meer sectoren (toekomstige) landelijke afspraken over de bekostiging van inhaalzorg, meerkosten COVID-19 en zorguitval gemaakt.

  • Mede in relatie tot het voorgaande kunnen mogelijk nog (toekomstige) afspraken worden gemaakt ten aanzien van de verdeling van (meer)kosten COVID-19 voor 2022 tussen de zorgverzekeraars onderling.

  • Er bestaat onzekerheid omtrent het verdere verloop van COVID-19. Het verdere verloop van COVID-19 kan een materiële impact hebben op de verwachte (COVID-19) schade en eventuele vraaguitval van reguliere zorg. Met ingang van 1 januari 2022 is artikel 33 niet meer van toepassing en vallen COVID-19 kosten en reguliere kosten beide onder de reguliere risicoverevening. Voor zorgverzekeraars worden de hieruit voortvloeiende risico’s bij de somatische zorg gedekt door de zogenaamde macronacalculatie waarbij 70% van eventuele macro over- resp. onderschrijdingen worden verrekend met het Zorgverzekeringsfonds.

De eventuele potentieel (toekomstige) effecten voortvloeiende uit de bovenstaande onzekerheden kunnen een materieel effect hebben op de schattingen die het bestuur heeft gemaakt in de jaarrekening 2021.

Bij het inschatten van de verwachte schade 2022 is rekening gehouden met de per heden bekende informatie omtrent gemaakte afspraken met zorgaanbieders. Voor 2022 is een macronacalculatie van 70% van toepassing bij de somatische zorg. Bij het bepalen van de verwachte resultaateffecten heeft het bestuur hier rekening mee gehouden.

Het bestuur heeft bij de inschatting van de schaderaming in de voorziening lopende risico’s op de volgende wijze rekening gehouden met de potentiële (vervolg) effecten van het verdere verloop van COVID-19 in 2022:

  • Uitgangspunt zijn de contractuele inkoopafspraken die voor 2022 zijn gesloten of nog gesloten dienen te worden. In dit geval wordt een inschatting gemaakt van het verwachte onderhandelingsresultaat;

  • De kosten van COVID-19 patiënten komen volledig voor rekening van de verzekeraar;

  • Verzekeraars hebben met ziekenhuizen afspraken gemaakt over de vergoeding van productie uitval wanneer als gevolg van een toename van coronapatiënten in het ziekenhuis, reguliere zorg moet worden afgeschaald;

  • In de individuele contractafspraken is rekening gehouden met de effecten van inhaalzorg.

4. Zorgkostenraming en solidariteit (schadelast, schadevoorziening en Solidariteitsregeling)

De raming van de zorgkosten is nauw verbonden met Stap 1a van de Solidariteitsregeling. Stap 1a richt zich op de onderlinge solidariteit tussen zorgverzekeraars met betrekking tot continuïteitsbijdrage-regelingen MSZ en MSZ- accent. Het doel van deze stap is het evenredig verdelen van de COVID-schade van deze regelingen over de participerende zorgverzekeraars. Voor schadejaar 2020 zijn tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen aanneemsommen afgesproken met een maximumvergoeding van 97,6% uitgaande van een productie van 80% (ten opzichte van productieniveau 2019) en 12% variabele kosten. Iedere zorgverzekeraar neemt op basis van contractwaarde 2020 haar aandeel in de MSZ-kosten 2020. Als de productie 2020 hoger is dan 80%, dan geldt voor volume boven de 80% een vergoeding van 14% van de variabele kosten. Daarnaast kunnen zorgaanbieders een compensatie krijgen voor COVID-19 meerkosten en gederfde opbrengsten van parkeren en restaurantfaciliteiten. Zorgaanbieders kunnen mogelijk een extra vergoeding krijgen op het moment dat zij een beroep kunnen doen op een hardheidsclausule. Dit kan indien een ziekenhuis a) een negatief resultaat heeft dat direct het gevolg is van COVID-19 effecten of b) aantoont onvoldoende ex ante vergoeding te ontvangen met betrekking tot de meerkosten. En andersom kunnen de zorgverzekeraars een beroep op de hardheidsclausule doen indien een zorgaanbieder onevenredig is bevoordeeld.

Ten opzichte van 2020 zijn de solidariteitsafspraken in 2021 dusdanig aangepast dat individuele zorgverzekeraars meer financieel risico dragen. Voor 2021 worden de kosten van ziekenhuizen tegen de 100%-CB vangnetwaarde 2021 afgezet. Afrekening gebeurt op basis van individueel productieniveau van een zorgverzekeraar bij het betreffende ziekenhuis. Indien de realisatie ten opzichte van de 100%-CB vangnetwaarde dusdanig verschilt van het landelijk gemiddelde en daarmee buiten de bandbreedte valt, verdelen zorgverzekeraars de kosten buiten de bandbreedte solidair (zowel positief als negatief). Daarnaast kunnen zorgaanbieders een compensatie krijgen voor COVID-19 meerkosten en inhaalzorg. Inhaalzorg is de productie boven de contractafspraken en de COVID-zorg, die valt binnen het goedgekeurde inhaalzorgplan.

De hoogte van de inhaalzorgbijdrage is zeer onzeker, dit is mede afhankelijk of zorgaanbieders kunnen opschalen in hun productie en van de vraag in hoeverre de bezetting van de ziekenhuizen wordt beïnvloed door COVID-19. Ook voor 2021 kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars een beroep doen op een hardheidsclausule.

In de MSZ-regeling 2021 is margegarantie op DGM afgesproken, omdat als gevolg van het doorrollen (geen bilaterale onderhandeling) van bepaalde niet DGM-zorgcontracten er ook geen onderhandelingsruimte meer was voor DGM. De margegarantieregeling DGM beperkt het mogelijke financiële nadeel voor ziekenhuizen. In de Solidariteitsregeling 2021 worden de betalingen uit hoofde van de margegarantieregeling DGM met een eigenbehoud van 5% worden herverdeeld. Deze herverdeling is op twee manieren begrensd: een maximale impact van € 10 per premie-equivalent en maximale kosten van € 4 per premie-equivalent. Dit gebeurt op concernniveau en op basis van aandeel op basis van de lenteherberekeningsbijdrage voor het deelbedrag Variabel.

Voor MSZ wordt de onzekerheid voor schadejaar 2019 mede bepaald door eindafrekeningen van de contractafspraken met de ziekenhuizen. Voor schadejaar 2020 geldt daarentegen, dat door de impact van COVID-19 (er ten opzichte van de MSZ-raming eind 2019) meer zekerheid bestaat omdat met de ziekenhuizen aanneemsommen zijn afgesproken. De DGM maken overigens geen onderdeel uit van de aanneemsom. Deze middelen worden conform voorgaande jaren op basis van nacalculatie vergoed.

Voor GGZ zijn de schadejaren 2020 en 2021 relatief onzeker vanwege de impact die COVID-19 mogelijk heeft op de zorgvraag en declaraties. Daarnaast is sprake van beperkte onzekerheden die voortvloeien uit wetswijzigingen rond de verplichte GGZ. Belangrijke ontwikkeling voor de GGZ is de invoering van het zorgprestatiemodel in 2022. Het zorgprestatiemodel wordt met ingang van 1 januari 2022 geïmplementeerd. Dat betekent dat vanaf schadejaar 2022 gefactureerd gaat worden op basis van de nieuwe structuur, die niet meer uitgaat van Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s), maar een structuur opgebouwd aan de hand van losse verrichtingen. Vanwege deze invoering zijn de DBC’s van de GGZ in 2021 afgekapt, waardoor de schadelast in 2021 eenmalig met meer dan 1/3e is gedaald. Het macro risico bij de GGZ komt in 2022 voor rekening en risico van de zorgverzekeraars. Voor de zorgverzekeraars geldt wel een zogenaamde bandbreedteregeling (90%) met een bandbreedte van +/- € 10 per premie-equivalent.

De historische declaratiepatronen in 2020 en in mindere mate 2021 zijn verstoord als gevolg van COVID-19. Voor de eerstelijns segmenten is echter voldoende declaratiemassa aanwezig om een goede prognose te kunnen opstellen. De onzekerheid is beperkt en ligt in lijn met die van 2020.

De zorgverzekeraar heeft bij de inschatting van de zorgkosten met de bovenstaande onzekerheden alsmede de solidariteitseffecten rekening gehouden. De potentiële (en tot op heden beperkte) effecten met betrekking tot het beroep op de hardheidsclausule is geraamd voor zover deze betrouwbaar is in te schatten. De schattingsonzekerheid van de hardheidsclausule is naar de mening van de zorgverzekeraar relatief beperkt.

Solvabiliteit

De wettelijke vereiste solvabiliteit (Solvency Capital Requirement) bedraagt ultimo van het boekjaar 1.663 miljoen euro3 (2020: 1.672 miljoen euro). De aanwezige solvabiliteit op basis van Solvency II grondslagen bedraagt 2.655 miljoen euro3 (2020: 2.675 miljoen euro). De solvabiliteitsratio ultimo 2021 bedraagt voor CZ groep 160%3 (2020: 160%).

Voor de berekening van de vereiste solvabiliteit is uitgegaan van het standaardmodel Solvency II inclusief de aanpassingen voor zorgverzekeraars in Nederland. De aanwezige solvabiliteit volgt uit de balans op Solvency II grondslagen. Onder Solvency II wordt deze onderverdeeld in drie zogeheten tiers. Nagenoeg het volledige eigen vermogen van CZ groep is van Tier 1-kwaliteit. Dat wil zeggen dat de aanwezige solvabiliteit volledig in aanmerking komt ter dekking van de wettelijke vereiste solvabiliteit4 .

Kapitaalsturing vindt plaats via het kapitaalbeleid op het niveau van CZ groep, waarin een streefsolvabiliteit is gedefinieerd. Dit kapitaalbeleid is nader uitgewerkt in de ORSA (Own Risk and Solvency Assessment). De streefsolvabiliteit is gebaseerd op wettelijk vereiste solvabiliteit, aangevuld met een volgens CZ groep noodzakelijk geachte buffer. De solvabiliteitspositie van individuele entiteiten wordt gemonitord. Indien nodig wordt tijdig bijgestuurd binnen de groep conform de uitgangspunten van het kapitaalbeleid. Per 1 januari 2021 is als gevolg van de juridische herstructurering een aangepast kapitaalbeleid van kracht. Hierin zijn voor de individuele verzekeringsentiteiten eveneens aanvullende buffers bovenop de minimale externe vereiste solvabiliteit geïntroduceerd. Voor de individuele verzekeringsentiteiten, is de minimale interne vereiste solvabiliteit bepaald op 110% en is de streefsolvabiliteit 120%. De toereikendheid van deze solvabiliteitsnormen wordt minimaal jaarlijks beoordeeld in het ORSA-proces. Dit kan leiden tot aanpassing van het kapitaalbeleid.

  • 3 De gerapporteerde aanwezige solvabiliteit, de wettelijke vereiste solvabiliteit (SCR), inclusief opbouw van de SCR en de SCR ratio's over 2021 zijn nog niet gedeponeerd bij de toezichthouder. Deze cijfers zijn pas definitief na beoordeling door de toezichthouder.
  • 4 Met uitzondering van de wettelijke reserve in verband met het niet uitkeerbare deel van het eigen vermogen van CZ zorgkantoor B.V. Aangezien deze reserve niet ingezet kan worden om verliezen op te vangen, wordt dit niet meegenomen in het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste.

CZ groep voert minimaal jaarlijks een ORSA uit waarin wordt bepaald in hoeverre het beschikbare vermogen toereikend is wanneer bepaalde (grote) risico’s werkelijkheid worden. In de ORSA wordt op het niveau van CZ groep op basis van scenarioanalyses, gevoeligheidsanalyses en reversed stresstesten nagegaan wat de gevolgen op de solvabiliteitspositie van CZ groep zijn in uiteenlopende scenario’s. Jaarlijks wordt bepaald welke actuele risico's worden uitgewerkt in de ORSA. Zo ontstaat een beeld van de mogelijke impact van risico’s. De risico’s worden afgedekt door middel van een financieel verantwoorde en maatschappelijk passende vermogensbuffer bovenop de wettelijke vereiste solvabiliteit, onze streefsolvabiliteit. Ultimo 2021 bedraagt de streefsolvabiliteit van CZ groep net als in 2020 135%, met een bandbreedte van +/- 15%, van de vereiste solvabiliteit.

Met een ondergrens van de bandbreedte van de streefsolvabiliteit van 120% verwacht CZ groep de grotere en meer waarschijnlijke risico’s te kunnen opvangen. Het is passend om mogelijke schokken op te kunnen vangen zonder daarbij direct in de zone te komen waarbij CZ groep onder de wettelijke vermogenseis - de MCR - dreigt te komen. Hiernaast wil CZ groep voorkomen dat een resultaatschommeling meteen tot premiemutatie leidt. Daarom houdt CZ groep boven de streefsolvabiliteit nog een marge aan die de stabiliteit van de premiestelling ondersteunt. Dit mechanisme is in het kapitaalbeleid van CZ groep opgenomen.

In de onderstaande tabel is de opbouw van de solvabiliteitsratio opgenomen:

(x 1.000 euro)

2021

 

2020

    

Verzekeringstechnisch risico

1.195.457

 

1.223.475

Marktrisico

316.284

 

266.381

Tegenpartijrisico

85.104

 

87.388

Operationeel risico

325.270

 

329.066

Diversificatievoordeel

-259.020

 

-234.285

Wettelijke vereiste solvabiliteit (SCR)

1.663.095

 

1.672.025

    

Eigen vermogen op basis van BW 2 Titel 9

2.804.439

 

2.825.967

Herwaardering van BW 2 Titel 9 naar Solvency II grondslagen

-140.513

 

-142.432

Eigen vermogen op basis van Solvency II grondslagen

2.663.926

 

2.683.535

Waarvan niet beschikbaar ter dekking van de SCR

-9.061

 

-8.475

Aanwezige solvabiliteit

2.654.865

 

2.675.060

    

Solvabiliteitsratio

160%

 

160%

CZ groep hanteert de risicotype-indeling die wordt gebruikt door Solvency II. De SCR-risico’s betreffen het verzekeringstechnisch risico, het marktrisico, het tegenpartijkredietrisico en het operationeel risico op een horizon van één jaar. Aangezien niet alle risico’s gelijktijdig zullen optreden, wordt er met een diversificatievoordeel rekening gehouden.

Verzekeringstechnisch risico

Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat de verzekeringsverplichtingen (nu en in de toekomst) niet kunnen worden nagekomen vanuit de inkomsten uit premies en bijdragen. Dit door realisatie die afwijkt van aannames en/of grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product of vanuit aannames met betrekking tot de voorzieningen. CZ groep voert de basisverzekering uit en biedt daarnaast aanvullende verzekeringen aan. Het verzekeringstechnisch risico van de basisverzekering wordt gematigd door het risicovereveningssysteem. Voor de aanvullende verzekeringen draagt CZ groep zelf het volledige risico. Bij het bepalen van de risico-omvang is de beheersing van de zorgkosten bij beide producten cruciaal. CZ groep zet daarom via haar zorginkoopbeleid sterk in op de beheersing van zorgkosten.

Binnen verzekeringstechnisch risico zijn de volgende subcategorieën van belang voor CZ groep: premierisico, voorzieningenrisico en catastroferisico.

Premierisico

Het premierisico betreft het risico dat de premie (rekening houdend met vermogensinzet) niet toereikend is om aan de verzekeringsverplichtingen te kunnen voldoen. CZ groep streeft naar een zo stabiel mogelijke premieontwikkeling die concurrerend is in de markt en financieel verantwoord. CZ groep heeft geen winstoogmerk. Positieve resultaten worden gebruikt om de buffer op peil te houden en wordt ingezet als het kan om de noodzakelijke premiestijging te beperken.

De coronapandemie maakt het moeilijker om de zorgkosten voor 2022 in te schatten. Dit zorgt ervoor dat de onzekerheid in de premiestelling van 2022 groter is dan in eerdere jaren.

Voorzieningenrisico

Het voorzieningenrisico is het risico dat de voorzieningen niet toereikend zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Bij de schattingen wordt gebruik gemaakt van reeds gedeclareerde perioden, ervaringscijfers over het aantal nog te declareren verrichtingen en daarbij horende kosten en eventuele contractuele afspraken. De eerder beschreven onzekerheden m.b.t. de coronapandemie hebben ook invloed op het voorzieningenrisico door o.a. de inschatting van de meerkosten en COVID-19 kosten van de vierde golf.

Catastroferisico

Het catastroferisico is het risico dat als gevolg van extreme gebeurtenissen zoals pandemieën de zorgkosten zo hoog zijn dat dit leidt tot onvoorziene verliezen. Voor CZ groep wordt het catastroferisico beperkt geacht, vanwege de wettelijke Catastroferegeling in de Zorgverzekeringswet.

De impact van COVID-19 met betrekking tot het verzekeringstechnische risicoprofiel van CZ groep

Zoals omschreven in de paragraaf 'Onzekerheden als gevolg van COVID-19' en bij de toelichting op de COVID-19 regelingen voor Continuïteitsbijdragen en Meerkosten, de Catastroferegeling en de Solidariteitsregelingen Zorgverzekeraars in het bestuursverslag, brengt de COVID-19 pandemie onzekerheden met zich mee over het financieel resultaat van het verslagjaar. Dit hangt samen met onder meer de hardheidsclausules van de regelingen, de mate waarin de drempel van de Catastroferegeling wordt overschreden door de verschillende zorgverzekeraars (plus het feit dat deze over twee kalenderjaren (2020 en 2021) wordt berekend) en de toepassing van de Solidariteitsregelingen Zorgverzekeraars. Daarnaast heeft de pandemie ook impact op de betrouwbaarheid van de zorgkostenramingen, zowel retrospectief (wat is de impact van de pandemie op de kosten van 2020 en 2021) als prospectief (hoe ontwikkelt de pandemie en de bestrijding daarvan zich in 2022 en verder). Tot slot komen bij de uitvoering van alle regelingen intern operationele risico’s kijken en zijn de zorgverzekeraars extern afhankelijk van verschillende partijen, onder wie zorgaanbieders en andere zorgverzekeraars. Op alle fronten is vergaande samenwerking en transparantie van deze betrokken partijen noodzakelijk.

De geschetste onzekerheden brengen risico’s met zich mee ten aanzien van het resultaat van de zorgverzekeraars zelf (dat hoger of lager kan uitvallen dan wat begroot is), de premiestelling van 2022 (die gebaseerd is op zorgkostenramingen, de aannames ten aanzien van de eigen solvabiliteit en de financiële ontwikkelingen bij concurrenten) en daarmee op de concurrentiepositie van iedere zorgverzekeraar afzonderlijk.

Tegenover de geschetste onzekerheden staan de effecten van de mitigerende maatregelen van de Catastroferegeling (compensatie van de COVID-19 kosten indien deze boven een vastgestelde drempel uitkomen) en de Solidariteitsregelingen (evenredige verdeling van de COVID-19 gerelateerde kosten en ontvangen compensatie tussen de zorgverzekeraars, plus de vergoeding 70% (2022 somatische zorg) resp. 85% (2021 zowel somatische als GGZ) van het verschil tussen het landelijk afgegeven zorgkostenbudget en de werkelijk gemaakte zorgkosten door het Zorgverzekeringsfonds). Deze regelingen hebben op landelijk niveau een mitigerend effect. Op individueel verzekeraarsniveau kunnen de effecten van deze regelingen afwijken.

Marktrisico

Met de beleggingen wordt gestreefd naar een zo optimaal mogelijk rendement op het aanwezige vermogen binnen passende risicokaders. Maar beleggen is niet zonder risico: veranderingen in rentestanden, aandelen- en wisselkoersen kunnen leiden tot hogere rendementen, maar ook tot verliezen. Het marktrisico betreft het risico van veranderingen in de waarde van de beleggingsportefeuille en verplichtingen als gevolg van wijzigingen in marktprijzen. CZ groep beheerst de risico’s door te werken met een risicobudget: een maximum verlies dat CZ groep accepteert als gevolg van waardeverandering van de beleggingen en waarbij onze bedrijfsvoering niet in gevaar wordt gebracht. De verdeling van de beleggingen over de verschillende categorieën wordt mede bepaald aan de hand van een ‘Asset Liability Management’- studie. Daarbij vormt de risicohouding, vertaald in een aantal kwantitatieve risicokaders, het uitgangspunt voor de inrichting van de beleggingsportefeuille. In de eisen die worden gesteld aan de beleggingsmandaten voor de externe beheerders worden onder andere de bovenstaande uitgangspunten meegenomen.

Het marktrisico bestaat op het niveau van Onderlinge waarborgmaatschappij CZ groep U.A. (geconsolideerd) uit een aantal onderliggende risico's die hierna worden toegelicht. In de onderstaande tabel is de opbouw van het marktrisico weergegeven.

Opbouw van het marktrisico (x 1.000 euro)  

2021  

 

2020  

    

Renterisico

28.173

 

34.736

Aandelenrisico

217.050

 

175.073

Vastgoedrisico

21.760

 

8.204

Spreadrisico

41.181

 

39.968

Valutarisico

108.169

 

102.221

Concentratierisico

14.374

 

28.707

Diversificatievoordeel

-114.422

 

-122.527

    

Totaal marktrisico

316.284

 

266.381

Renterisico

Het renterisico wordt bepaald door de waardeverandering van rentegevoelige beleggingen en verplichtingen bij een stijging of daling van de risicovrije rente. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld obligaties, geldmarktfondsen en hypotheken. Doordat er geen langlopende verplichtingen zijn, is de rentegevoeligheid van de verplichtingen van CZ groep beperkt.

Aandelenrisico

Het risico op een verlies als gevolg van waardeveranderingen in aandelenbeleggingen. De participatie in het subfonds aandelen is verantwoord onder de zakelijke waarden, de zakelijke waarden bedragen ca. 15% van de totale beleggingen.

Vastgoedrisico

Het vastgoedrisico is het risico op verlies als gevolg van waardeveranderingen in de vastgoedbeleggingen.

Spreadrisico

Het risico dat zich een waardedaling van een positie voordoet als gevolg van veranderingen in de credit spreads.

Valutarisico

Valutarisico is het risico voor de gevoeligheid van de waarde van activa, verplichtingen en financiële instrumenten voor veranderingen in het niveau van wisselkoersen. CZ groep loopt alleen valutarisico over de zakelijke waarden (beleggingen in aandelen). De valutarisico's zijn niet afgedekt.

Concentratierisico

Dit is het risico op een verlies als gevolg van een onvoldoende spreiding van de activa over tegenpartijen. CZ groep spreidt haar beleggingen over voldoende tegenpartijen zodat het verlies dat optreedt in geval van een faillissement van één tegenpartij beperkt blijft.

Bij de bepaling van het concentratierisico is look through toegepast op de posities opgenomen in de beleggingsportefeuille van CZ Beleggingsfonds en de posities opgenomen in de geldmarktfondsen. Deze zijn naar rato van het belang in het betreffende (sub)fonds, meegenomen onder het concentratierisico.

Tegenpartijkredietrisico

Dit is het risico dat een tegenpartij zijn financiële verplichtingen niet nakomt. CZ groep heeft vorderingen uitstaan bij verschillende soorten tegenpartijen: financiële tegenpartijen (bijvoorbeeld hypotheken), zorgaanbieders/ -instellingen en verzekerden.

Mitigerende maatregelen voor dit risico verschillen per soort tegenpartij. Zo heeft CZ groep alleen gekozen voor financiële tegenpartijen met een hoge kredietwaardigheid en wordt onder andere door middel van spreiding het risico beperkt. Voorschotten die CZ groep heeft uitstaan bij zorgaanbieders en zorginstellingen worden gedekt door het onderhanden werk. Het risico op mogelijke oninbaarheid van verzekeringspremies van de basisverzekering is deels gemitigeerd. Per wanbetaler kan de premieschade oplopen tot maximaal zes maanden. Daarna worden zorgverzekeraars gecompenseerd via de ‘wanbetalersregeling’ van het Zorginstituut Nederland. Voor aanvullende verzekeringen draagt CZ groep wel het volledige kredietrisico in geval van wanbetaling. Dit risico wordt deels gemitigeerd door verzekerden het recht op vergoeding uit de aanvullende verzekering te ontnemen bij wanbetaling. CZ groep probeert het kredietrisico op verzekerden te verminderen door in te zetten op een proactief debiteurenbeleid.

Operationeel risico

Het operationeel risico betreft het risico op een verlies dat zich voordoet als gevolg van inadequate of falende interne processen, personeel en systemen of externe gebeurtenissen. De operationele risico’s van CZ groep worden vooral gedreven door de grootschalige digitale gegevensverwerking, de omvang van de geldstromen, het imago van zorgverzekeraars en de veelheid aan privacygevoelige informatie. De betrouwbaarheid van de ICT- infrastructuur is van groot belang. Het kwaliteitsniveau van de processen moet hoog zijn. Riskmanagement binnen CZ groep heeft binnen het operationele risico speciale aandacht voor informatiebeveiliging, fraude en compliance.

Informatiebeveiliging

Onze kernprocessen zijn in hoge mate geautomatiseerd en verlopen via een aantal centraal beheerde ICT- systemen. Ook veel van de ondersteunende bedrijfsprocessen zijn sterk afhankelijk van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Dit vereist een ICT-omgeving met waarborgen voor een optimale beschikbaarheid, betrouwbaarheid, integriteit en continuïteit van de opslag en verwerking van onze data. Door de snelle ontwikkelingen op het gebied van cybercriminaliteit is er veel aandacht voor informatiebeveiliging. ICT-systemen dienen aan de hoogste eisen te voldoen. Daarom worden die systemen regelmatig beproefd op hun weerbaarheid tegen cybercriminaliteit. Ook het bewustzijn van onze medewerkers op het gebied van cybercriminaliteit dient hoog te zijn. Daarom zijn binnen CZ groep ‘awareness trainingen’ voor medewerkers verplicht gesteld waarin onderwerpen als 'phishing' aan bod komen. Daarnaast wordt het beveiligingsbewustzijn van medewerkers gedurende het jaar op verschillende manieren gemeten. De uitkomsten van deze metingen worden vervolgens meegenomen bij het aanbrengen van de focus voor nieuwe activiteiten.

Fraude

CZ groep neemt maatregelen om fraude zo veel mogelijk te voorkomen en zo goed mogelijk op te sporen. Immers, fraude schaadt het vertrouwen in onze organisatie, zet de betaalbaarheid van zorg onder druk en is vanuit maatschappelijk oogpunt niet aanvaardbaar. Wij beheersen interne en externe frauderisico’s als integraal onderdeel van onze bedrijfsvoering middels preventie, tijdig signaleren en onderzoeken van fraude. Dit is uitgewerkt in ons fraudebeheersingsplan dat ieder jaar wordt herijkt en vastgesteld door de Raad van Bestuur.

In 2021 heeft CZ groep voor 3,9 miljoen euro teruggehaald uit fraudeonderzoeken (2020: 5,4 miljoen euro).

Compliance

Binnen de CZ groep wordt naleving van wet- en regelgeving (compliance) gemonitord door de centrale compliance- functie waarbij wordt samengewerkt met de eerstelijns local compliance officers in de bedrijfsonderdelen. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van assessments die per bedrijfsonderdeel de mate van naleving van wet- en regelgeving meten. Ook wordt jaarlijks door middel van een organisatiebrede uitvraag getoetst of het Integriteitsbeleid wordt nageleefd.

Liquiditeitsrisico

Het liquiditeitsrisico is geen onderdeel van de SCR-risico’s en is beperkt doordat ca. 20% van de beleggingen zijn belegd in het subfonds geldmarkt kort. Het subfonds geldmarkt kort staat ter beschikking voor de financiering van de dagelijkse bedrijfsvoering en is door de participanten dagelijks opeisbaar. Daarnaast is ca. 40% van de middelen belegd in het subfonds geldmarkt lang, welke maandelijks opeisbaar zijn. CZ groep bewaakt de liquiditeitspositie zodanig dat we altijd in staat zijn te voldoen aan onze financiële verplichtingen.

Diversificatievoordeel

Bij het combineren van de kapitaaleisen van de verschillende risicocategorieën wordt rekening gehouden met zogeheten diversificatie effecten. De achterliggende gedachte hierbij is dat niet alle risico´s zich tegelijkertijd voordoen. De totale kapitaaleis is daarom minder dan de som van de kapitaaleisen voor de verschillende risicocategorieën.

Gevoeligheidsanalyse

In de ORSA is op het niveau van Onderlinge waarborgmaatschappij CZ groep U.A. (geconsolideerd) voor een aantal van de hiervoor beschreven risico's een indicatie van de impact op de financiële positie inzichtelijk gemaakt aan de hand van gevoeligheidsanalyses. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel. De gepresenteerde waarden betreffen het effect van een onmiddellijke verandering van een aantal externe factoren gerelateerd aan verzekeringstechnisch- en marktrisico op de SCR ratio per ultimo 2021.

Scenario

Verandering SCR-ratio

Minder verzekerden 50.000

1,5%

Hogere zorgkosten schadejaar 2022 € 100 mln.

-6,4%

Daling waarde aandelen 25%

-5,9%

Stijging rente 1%

2,6%

Daling waarde vreemde valuta 25%

-6,6%

Daling waarde vastgoed 25%

-2,0%

Hogere bedrijfskosten € 25 mln.

-1,4%

Lagere beleggingsopbrengsten € 25 mln.

-1,3%

Het is op dit moment niet mogelijk om een betrouwbare inschatting te maken van de impact van de onzekerheden en de hierbij gehanteerde schattingen bij de bepaling van de COVID-19 schade en solidariteitseffecten. Het effect van afwijking van de macro COVID-19 schade is afhankelijk van vele variabelen en aannames én afhankelijk van andere zorgverzekeraars. Eventuele potentiële effecten kunnen leiden tot nagekomen resultaat maar hebben naar verwachting geen materieel effect op de jaarrekening 2021.

In onderstaand overzicht is voor de verzekeraars van de groep de solvabiliteitspositie nader toegelicht.

(x 1.000.000 euro)

SCR 2021

 

Aanwezige solvabiliteit 2021

 

SCR 2020

 

Aanwezige solvabiliteit 2020

        

Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A. (voorheen: Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep Aanvullende verzekering Zorgverzekeraar U.A.)

577

 

2.661

 

223

 

841

Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A. (voorheen: Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep Zorgverzekeraar U.A.)

-

 

-

 

1.165

 

1.840

CZ Zorgverzekeringen N.V.

1.187

 

1.516

 

-

 

3

OHRA Zorgverzekeringen N.V.

224

 

331

 

261

 

437

Centrale Zorgverzekeringen NZV N.V.

86

 

143

 

167

 

517

     

SCR ratio 2021

 

SCR ratio 2020

        

Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A. (voorheen: Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep Aanvullende verzekering Zorgverzekeraar U.A.)

    

462%

 

378%

Resultaat Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A. (voorheen: Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep Zorgverzekeraar U.A.)

    

-

 

158%

CZ Zorgverzekeringen N.V.

    

128%

 

1.492%

OHRA Zorgverzekeringen N.V.

    

148%

 

168%

Centrale Zorgverzekeringen NZV N.V.

    

167%

 

310%